Hoe Mercedes-Benz ooit grote concurrent Auto Union overnam.

De laatste Mercedes-Benz nieuwtjes vind je hier.
Plaats reactie
Gebruikersavatar
Helmy
Beheerder
Berichten: 7556
Lid geworden op: 23 jan 2010 20:29
Mercedes-Benz: '11 C218 CLS350 CDI AMG
Specialisatie: Nieuws, Design, Google
Contacteer:

21 mar 2020 17:31

VS62248-1.jpg
VS62248-1.jpg (136.29 KiB) 2704 keer bekeken
Mercedes-Benz heeft een lange rijke geschiedenis waar enkele opvallende gebeurtenissen tussen zitten. Tot die bijzonderheden behoort onder andere de volledige overname van Auto Union GmbH door Daimler-Benz AG in 1958, totdat de meerderheid van het belang in 1965 verkocht werd aan Volkswagen. De overname van Auto Union leidde onder andere tot het ontstaan van de Mercedes-Benz fabriek in Düsseldorf en de bijdragen van Mercedes-Benz aan de ontwikkeling van verscheidene Audi’s in de jaren ’60.

Gedurende vier vergaderingen besprak het bestuur van Daimler-Benz AG een plan van groot-aandeelhouder Friedrich Flick, welke destijds 40% van de aandelen van beide ondernemingen in het bezit had. In begin 1958 pleitte hij voor een fusie van Daimler-Benz AG en Auto Union GmbH. Volgens de industrieel zouden de modelprogramma’s elkaar prima aanvullen en zouden beide partijen profiteren van een gezamenlijke ontwikkeling van toekomstige auto’s. Op 6 maart 1958 besloot de leiding in Stuttgart dan ook over te gaan tot het overnemen van het meerderheidsbelang en 88% aandeelkapitaal van Auto Union, waarbij de overname afgerond werd op 1 april 1958 en met terugwerkende kracht geldt vanaf 1 januari 1958. Uiteindelijk zouden in december 1959 de resterende aandelen worden overgenomen, waarmee Auto Union vanaf 1960 volledig onderdeel was van Daimler-Benz AG.

Auto Union AG werd in 1932 in Chemnitz opgericht door de fusie van de merken Audi, DKW, Horch en Wanderer. Het bedrijf was tot de Tweede Wereldoorlog een van de belangrijkste concurrenten van Mercedes-Benz, wat onder andere duidelijk te zien was in de motorsport waar de Zilverpijlen uit Stuttgart het opnamen tegen de raceauto’s van Auto Union. Het merk werd in 1949 opnieuw opgericht nadat het tijdens de oorlog bijna volledig werd verwoest. Vanaf dat moment produceerde het bedrijf enkel DKW auto’s met twee-takt motoren en tussen 1958 en 1963 ook de Auto Union 1000 met eveneens een twee-takt motor.

Op 14 april 1958 vond de eerste gezamenlijke bijeenkomst plaats tussen het bestuur van Daimler-Benz AG en dat van Auto Union GmbH. Onderwerp van gesprek was voornamelijk de technische uitwerking van de toekomst van het gefuseerde bedrijf. Zo waren er bij de vertegenwoordigers van Daimler-Benz AG twijfels over de drie-cilinder twee-takt motor van DKW of deze nog wel in de markt van personenwagens toegepast kon worden. Auto Union gaf aan al te hebben besloten om de opvolger van de DKW 3=6 uit te rusten met een vier-cilinder vier-takt motor, daarbij opmerkende dat het niet van plan was de twee-takt motor permanent te willen uitfaseren.

In eind april 1958 reisden de Daimler-Benz bestuursleden Professor Dr. Fritz Nallinger en Wilhelm Künkele naar Düsseldorf om te beginnen met het coördineren van de activeiten van beiden merken. Een paar maanden later kregen Hanns-Martin Schleyer en hoofd ingenieur Arthur Mischke in augustus 1958 de leiding over het samenbrengen van de werkzaamheden van beide merken.

De Mercedes-Benz fabriek in Düsseldorf ontstond nadat Auto Union in 1959 een nieuwe fabriek opende in Ingolstadt. Mercedes-Benz kon de capaciteit van de fabriek in Düsseldorf goed gebruiken en kon uiteindelijk vergaande wijzigingen doorvoeren nadat Auto Union in mei 1961 de gehele productie had verplaatst naar Ingolstadt. De fabriek in Düsseldorf werd vanaf dat moment aangepast voor de productieverplaatsing van de L319 bestelwagen en de OM636 dieselmotoren. Ook de assemblage van stuurinrichtingen en schakelmechanismen zou voortaan in Düsseldorf plaatsvinden. De fabriek werd in eerste instantie geleased door Daimler-Benz AG en verkocht in 1962 aan Industriemotoren GmbH, een dochteronderneming van Daimler-Benz AG. De faciliteit werd in de daarop volgende jaren steeds verder uitgebreid tot de positie die het momenteel in het bedrijf bezet. In de recentere geschiedenis heeft Daimler AG ongeveer 300 miljoen euro geïnvesteerd in de locatie. Met circa 6.600 werknemers is het de grootste fabriek voor Daimler AG bestelwagens, welke onder andere de leiding heeft in de wereldwijde productie van de Mercedes-Benz Sprinter. De nieuwste generatie Sprinter wordt hier sinds maart 2018 geproduceerd.

Terwijl de fabriek in Düsseldorf in de jaren ’60 werd voorbereid om als hoofdlocatie te dienen voor de productie van Mercedes-Benz bestelwagens, was daarnaast het plan om de productie van Auto Union te moderniseren. Hiervoor waren omvangrijke investeringen nodig: tussen 1959 en 1964 werd er ruim 340 miljoen Duitse mark geïnvesteerd. Dat was exclusief de opbrengsten van de verkoop van de fabriek in Düsseldorf aan Daimler-Benz AG. Desondanks verliep de ontwikkeling bij Auto Union traag. Daimler-Benz besloot hierop om op 8 oktober 1963 Ludwig Kraus naar Ingolstadt te sturen om meer vaart te krijgen in de voortgang. Hij was ontwikkelingsleider op de afdeling voor voorontwikkeling bij Mercedes-Benz. Hij was onder andere verantwoordelijk voor het ontwerp van dieselmotoren voor de scheepsvaart sinds eind jaren ’30 en hij had een grote rol bij het ontwikkelen van de 1,7-liter OM636 dieselmotor vanaf 1945. Daarnaast was hij in de jaren ’50 ontwikkelingsleider van de Mercedes-Benz W196 R Formule-1 raceauto en de W196 S 300SLR sportwagen. Voor Kraus was Ingolstadt geen onbekende omgeving; hij ging daar naar school en behaalde er zijn diploma van de hoge school.

Ludwig Kraus werd vergezeld door een team van uiterst gemotiveerde jonge Daimler-Benz techneuten en hij nam een nieuwe motor mee. De M118 (werknaam “Mexico”) had een hoge compressieverhouding (1:11,2) en een speciaal inlaatsysteem welke sterke wervelingen in het inlaatmengsel veroorzaakte. Dit leidde tot een lager brandstofverbruik en sterk gereduceerde vibraties wat bevestigd werd tijdens de uitgebreide validatieperiode. Het motorblok debuteerde in 1965 in de Audi 72 (intern F103). Dit werd de eerste na-oorlogse Audi en de eerste na-oorlogse personenwagen van Auto Union met een vier-takt motor.

Ludwig Kraus bleef in Ingolstadt en werd in 1965 benoemd tot Technisch Directeur toen Daimler-Benz het meerderheidsbelang van Auto Union verkocht aan de Volkswagengroep, die een jaar later ook het resterende belang zouden overnemen. De verdere voertuigontwikkeling bij Auto Union en Audi zou uiteindelijk duidelijke kenmerken van Mercedes-Benz vertonen.
Zo begon Kraus in het geheim aan de ontwikkeling van de Audi 100 C1. Deze auto met zijn M118 vier-cilinder motor, lage schouderlijn en dynamisch vormgegeven achterzijde had bijvoorbeeld veel overeenkomsten met de nooit geproduceerde Mercedes-Benz W118/W119. Samen met de eveneens nooit geproduceerde W122 maakte de W118/W119 deel uit van een onderzoek van Mercedes-Benz naar auto’s in het middensegment. De voorontwikkeling hierin begon in 1953 door Ludwig Kraus en zijn collega-ingenieurs en leidde bij de W118/W119 naar een auto met een front geïnspireerd op de W113 SL, een lage schouderlijn en een dynamische vormgeving van de achterzijde. Opvallend was dat de W118/W119 een enkele deur links had en twee deuren rechts. Dit werd gedaan om op ware grootte met één auto een indruk te kunnen krijgen van zowel een coupé als een sedan. Oorspronkelijk was het idee een 1,5-liter boxermotor te gebruiken met voorwielaandrijving, maar dit werd later bijgesteld naar de M118 1,7-liter motor.

Zowel enkele vormgevingselementen van de W118/W119 alsmede de M118 vier-cilinder motor kwamen dankzij de invloeden van Kraus terug in de Audi 100 die in 1968 debuteerde. De wagen vormde een belangrijke schakel naar de toekomst van het merk. Ook de latere Audi 80 B1 (1972) en Audi 50 T86 (1974) werden ontwikkeld onder leiding van Kraus, die later zou worden opgevolgd door Ferdinand Piëch.

Klik op onderstaande afbeeldingen voor een vergroting:

M118:
70367

W118/W119:
70369 70370

W122:
70371 70372 70373

Fabriek te Düsseldorf:
70365 70366

Ludwig Kraus, uiterst links:
70368


Bron: Daimler AG
Nu: '11 218.323 AMG-pakket
Ex: '94 202.020 Sport -- '01 203.004 Classic -- '00 202.134 Elegance Selection
Gebruikersavatar
gfgf
Donateur
Berichten: 5624
Lid geworden op: 11 jan 2014 12:20
Mercedes-Benz: W213 E220d '16 "Karl", S210 E430T Avantgarde '98 "Joop" (ex: W126 2800SS '82 "Henk")
Specialisatie: tobben
Locatie: Mittelhessen/Midden Holland

21 mar 2020 18:29

Leuk, zo'n stukje geschiedenis. Dank voor het delen.

Genoemde Hanns-Martin Schleyer werd in 1977 uit zijn W116 450SEL ontvoerd door de RAF. Zijn chauffeur en beveiligers, die volgden in een lichtgekleurde W114 280E, werden doodgeschoten. Na 43 dagen gegijzeld te zijn in o.a. Scheveningen, werd hij in de kofferbak van een groene Audi 100 achtergelaten in Mülhausen in de Elzas. In het licht van dit artikel een nogal macabere ironie als je het mij vraagt.
"To get back my youth I would do anything in the world, except take exercise, get up early, or be respectable." (Oscar Wilde)
W213 E220d '16 "Karl" | S210 E430T '98 "Joop" | ex W126 280SE '82 "Henk"
Plaats reactie