De ontwikkeling van auto’s gaat niet over een nacht ijs. Er wordt veel getest en gevalideerd, in de vroege ontwerpfase vooral digitaal, maar uiteindelijk ook in de praktijk met echte voertuigen. Het biedt de kans voor de fabrikant en de vele toeleveranciers om vóór de drukte van marktinvoering en serieproductie producten te testen en kinderziektes eruit te halen. Voor een auto is de omvang van een testprogramma enorm: alle deelsystemen moeten onafhankelijk worden getest, daarna ingebouwd in het voertuig, en dan alles bij elkaar onder vele extreme omstandigheden zoals op hoge snelheid of op slecht wegdek. Grote fabrikanten zagen hier steeds meer het belang van, en besloten eigen testlocaties op te richten. Zo ook Mercedes-Benz.
In de jaren ’50 heeft Mercedes-Benz een portfolio dat bijna elk type voertuig bevat: van limousines tot vrachtwagens, van Unimogs tot sportwagens en van bussen tot raceauto’s. Het merk met de ster zit niet stil en doet continu aan doorontwikkeling en doorselectering binnen het voertuigenaanbod, men is steeds weer opzoek naar de volgende verbetering om de klant nog meer te kunnen bieden en de concurrentie een stap voor te blijven. Hierdoor komt de ontwikkelingsafdeling echter voor enorme uitdagingen te staan. Hoe kan een merk zo efficiënt mogelijk zoveel ontwikkelingswerk uitvoeren en evalueren? Een veelzijdig inzetbare testlocatie zou de oplossing moeten zijn. Dat is wat Dr. Fritz Nallinger, toenmalig leiding van Ontwikkeling bij Daimler-Benz AG, in 1953 voorlegt aan zijn collega’s in de Raad van Bestuur.
Nallinger’s voorstel concentreert zich op een langgerekt stuk grond bij de fabriek in Untertürkheim, reeds in bezit van de firma en lokaal ook wel de “flessenhals” genoemd. In januari 1955 wordt het bouwverzoek ingediend bij het stadsbestuur van Stuttgart. Deze wordt goedgekeurd, waarna in juli 1956 ook het bestuur van Daimler-Benz AG groen licht geeft voor de investering. Kort na de jaarwisseling van 1957 neemt men het eerste deel van de baan in gebruik. Het bestaat uit concentrische ringvormige rijbanen welke zijn opgebouwd uit verscheidene materialen. Zo kunnen voertuigen worden getest op blauw basalt, beton, glad asfalt en grootelementenverharding, en kunnen dankzij de ingebouwde bewateringsinstallatie ook proeven worden gedaan met nat wegdek.
Het duurt niet lang na in gebruik name van het nieuwe testparcours tot de ingenieurs van zich laten horen: de locatie moet worden uitgebreid. Men wil meer mogelijkheden om duurtesten uit te voeren, hoge snelheden te rijden en nog meer types slecht wegdek te bevatten. Daarnaast wil men voortaan ook voertuigen voor goederenvervoer testen, onder andere op steile hellingsproeven. Het duurt niet lang voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd om het testcentrum uit te breiden.
Over het algemeen zou de testfaciliteit geheim gehouden worden. Mercedes-Benz test namelijk onder andere prototypes voor toekomstige productievoertuigen. Maar op 9 mei 1967, na voltooiing van alle uitbreidingswerkzaamheden, publiceert de fabrikant alle details van het nieuwe toneel voor voertuigontwikkeling. Alle testbanen bij elkaar opgeteld zijn 15,46 kilometer lang, waarvan 3.018 meter behoort tot de hogesnelheidsbaan. De parallel liggende rechte banen worden aan beide uiteinden verbonden met sterk hellende kombochten met een diameter van 100 meter. De hellingshoeken op de faciliteit zijn verbazingwekkend, met hellingen tussen 5 en 70 procent, en hellingshoeken in de kombocht tot wel 90 graden. Theoretisch kan in deze bocht tot 200 km/h gereden worden, maar de daarbij optredende belasting ligt op de grens van wat het menselijk lichaam verduren kan.
Belangrijk voor de lange duurtesten is de mogelijkheid dat de kombochten langs de bovenrand bereden kunnen worden met 150 km/h, de zogenaamde neutrale snelheid. Bij deze snelheid in de kombaan treedt een gelijkvormig krachtenspel op het voertuig op waarbij het voertuig de bocht kan maken zonder stuurinvoer. De bestuurder wordt daarbij met 3,1 keer zijn lichaamsgewicht in de stoel gedrukt.
Onmisbaar voor de duurtesten is onder andere het zogenaamde Heideparcours. Deze route met zeer oneffen grof wegdek heeft zijn naam te danken aan het feit dat het een nageconstrueerde variant is van een straat uit 1950 in de Lüneburger Heide. Ook worden er duurtesten uitgevoerd op testvakken met golvend wegdek, flinke kuilen, en grove keien. Dit is voor de bestuurders behoorlijk zwaar, waardoor zij maximaal twee uur per keer mogen rijden en daarna rust moeten nemen. De testbanen worden voor off-roaders en goederenvoertuigen gecomplementeerd met verdraaide baanvakken voor afwisselende ophangingswerking en kort opeenvolgende heuvels voor extreme veerbelasting.
Voor de rijdveiligheid bij hoge windsnelheden dient een 34 meter lange zijwindbaan. Hier zijn 16 turbines geïnstalleerd die voor windvlagen tot wel 100 km/h kunnen zorgen. Dankzij de toenmalige ontwikkelingsleider Rudol Uhlenhaut maakt het zogenaamde kwispelparcours zijn wereldwijde debuut. Op deze baan kan het onderstel bij hoge snelheid en abrupte rijstrookwisselingen getest worden op stabiliteit. Meetapparatuur in het wegdek stuurt de resultaten vervolgens door zodat deze kunnen worden geanalyseerd. Zo kan de afstemming van het onderstel beter worden beoordeeld, samen met de beoordeling vanuit de testrijders. Tevens is er radar aanwezig en worden tests op film opgenomen voor verdere analyse.
Na 50 jaar ontwikkeling is de locatie inmiddels 8,4 hectare groot, met 15,5 kilometer aan testbanen. Af is het echter niet, want er wordt voortdurend gezocht naar verdere verbeteringen en nieuwe testwijzes. Door de voortdurende actualisering blijft de locatie voorop lopen als belangrijk ontwikkelingshulpstuk voor nieuwe technologiën en nieuwe voertuigen.
Toughness on Trial
Steilkurve - der ultimative Kick
Klik op onderstaande afbeeldingen voor een vergroting:Bron: artikel van Daimler A.G., foto's onder andere via Daimler A.G., funfkommasechs en via google